Marnix Hebly

Marnix Hebly – Probus

Maak kennis met Marnix Hebly van Privaatrechtelijk Dispuut Probus.

3

Interview met Dr. M.R. (Marnix) Hebly

  • Probus: Wat voor student was u?

Hebly: Ik was vooral redelijk druk met dingen die niet studiegerelateerd waren. Dan kun je denken aan het besteden van tijd op de studentenvereniging, en ook aan wedstrijdatletiek. Eerlijk gezegd had ik aanvankelijk niet veel zin in de studie rechten. Eerst had ik kort wiskunde gestudeerd, maar dat was me allemaal wat te ingewikkeld en abstract. Daarna ben ik sociologie gaan doen, een maatschappelijker studie, maar ik vond het allemaal toch wat vaag ook. Uiteindelijk ben ik aan rechten begonnen en heb ik de bachelor rechten in Utrecht afgemaakt. Ik had na het afronden van de bachelor zelfs niet direct zin om met een master aan de slag te gaan, maar bij toeval zag ik een advertentie van de master Aansprakelijkheid & Verzekering hier in Rotterdam, en toen herinnerde ik me dat ik dat onderdeel van de studie toch eigenlijk wel aardig vond, met name door de inspirerende colleges van Esther Engelhard en Ivo Giesen. Ik dacht: laat ik gewoon eens bellen, en een week later zat ik met Willem van Boom aan tafel, die de master mede oprichtte, en met wie ik mijn interesse in de master besprak. Toch maar gedaan, en nooit spijt van gehad, want in die master ben ik een beetje gaan bloeien als student.

  • Probus: Wat heeft u ertoe doen besluiten na het afstuderen een promotieonderzoek te verrichten?

Hebly: Niet alleen tijdens mijn studie, maar ook daarna was ik vooral een beetje zoekende. Ik werd gevraagd om als docent privaatrecht aan de slag te gaan en dat ben ik gaan doen. In die tijd als docent deed ik ook ervaring op met het schrijven van rapporten en artikelen. Schrijven heb ik altijd al heel leuk gevonden, en mijn interesse voor het aansprakelijkheidsrecht was inmiddels ook sterk gegroeid. Het promotietraject is dan vooral een voorrecht: je krijgt de kans om ergens heel diep op in te zoomen. Het is eigenlijk een soort vervolgstudie waarbij je je specialiseert in wat je interessant vindt, maar waarin je zo ongeveer de enige bent: je wordt echt een specialist in iets. Tegelijkertijd leek een promotietraject ook een beetje noodzakelijk voor als je wil blijven werken aan de universiteit (maar daar is overigens wel wat verandering in te zien). Factor van belang is natuurlijk ook wie je promotor is. In mijn geval was dat professor Siewert Lindenbergh, die dus feitelijk al mijn baas was en die ook wel de potentie in mij zag om te promoveren. Lindenbergh is een uitmuntende jurist en een van de grote namen op het gebied van aansprakelijkheidsrecht. Toen ik eenmaal was gestart kwam professor Harriët Schelhaas bij onze vakgroep, die ik ook bewonder om de manier waarop zij haar vak uitdraagt.

  • Probus: Vanwaar uw interesse voor het aansprakelijkheidsrecht? Wat fascineert u daarbij het meest?

Hebly: Mijn eerste kennismaking met aansprakelijkheidsrecht was, zoals ik zei, tijdens de Utrechtse colleges van Engelhard en Giesen. Die doceerden met volle overgave, en wisten allerlei interessante discussies aan te wakkeren. Daar is ook veel ruimte voor: aansprakelijkheidsrecht is onder andere interessant vanwege de vele open normen. Het draait eigenlijk altijd om dezelfde basale vragen tot hoever de juridische verantwoordelijkheid van iemand strekt als het gaat om bepaalde risico’s, en welke rechten anderen daaraan kunnen ontlenen: nakoming van zorgplichten, schadevergoeding als het misgaat, et cetera. Daarvoor hebben we wat beginselen en regels opgesteld, die moeten functioneren in de maatschappelijke realiteit. De uitdaging is om de algemene principes van aansprakelijkheids- en schadevergoedingsrecht steeds weer op een goede manier toe te passen in allerlei domeinen van de samenleving waarin bepaalde verantwoordelijkheden worden gedragen, waarin het mis kan gaan en waar het recht dan een antwoord op moet geven. Dat kan variëren van een relatief overzichtelijk verkeersongeval tot de plicht om klimaatschade te beperken etc. Hierdoor raak je er nooit helemaal op uitgekeken.

Het heeft dus iets dynamisch. Op een borrel is het trouwens ook wel fijn kletsen over aansprakelijkheidsvraagstukken: je kunt vrij goed discussiëren over aansprakelijkheidsvraagstukken met niet-juristen. Het zijn ook vaak wel tastbare problemen, dat spreekt mensen aan. Uiteindelijk raakt aansprakelijkheidsrecht aan ideeën over rechtvaardigheid en ethiek, onheil, verantwoordelijkheid, et cetera. Hoe we daarover denken is mede afhankelijk van de tijdsgeest, die bepaalt toch ook wel hoe we aan onze open normen en begrippen invulling geven.

  • Probus: ‘Where law meets business’ is het credo van ESL, hoe probeert u dat in uw werk toe te passen?

Hebly: Voor mij betekent het niet iets concreets in de zin dat je eruit af kunt leiden wat we wel en niet doen; ik denk dat je het op veel manieren kunt uitleggen. Law meets business betekent voor mij dat je het recht opvat als een verschijnsel dat in een sociale en economische context een bepaalde functie vervult, en dat je wordt aangemoedigd om dat zo veel mogelijk mee te nemen in je onderwijs en onderzoek. Dat kan betekenen dat je je interesseert in hoe het recht in de praktijk wordt toegepast, en dan is het vak Privaatrecht in de Praktijk een mooie uitwerking. Het gaat om een combinatie van academische bestudering van het recht en oog hebben voor de toepassing en uitwerking daarvan in een bepaalde context. Van de meer academische uitwerking vind ik het vak Vermogensrecht in Werking een mooi voorbeeld.

  • Probus: Wat vindt u leuker, colleges verzorgen of onderzoek doen?

Hebly: Colleges, denk ik. Eerlijk gezegd vind ik de afwisseling tussen het verzorgen van colleges en het doen van onderzoek het mooiste van mijn werk. Het vak Vermogensrecht in Werking geven met een volle zaal en enthousiaste, kritische studenten vind ik heel leuk. Tegelijkertijd vind ik het stoeien met literatuur over bijvoorbeeld het verband tussen schadevergoeding en inflatie ook uitdagend. Na zo’n dag lezen en schrijven heb ik vaak ook wel een fijne werkdag gehad, hoewel het soms natuurlijk ook wel worstelen is, want eenvoudig is het natuurlijk niet.

  • Probus: Stel u bent nu wetgever, wat is het eerste wat u in het aansprakelijkheidsrecht zou aanpassen?

Hebly: In artikel 6:103 BW het woord ‘nochthans’ goed schrijven, omdat het woord nu een ‘h’ te veel bevat. Dit vind ik namelijk belangrijk als signaal, dat we de taalzuiverheid van de wet hoog in het vaandel hebben staan. Juristen zijn puristen: via de taal moet het recht de nodige houvast en helderheid bieden. Slordig taalgebruik en taalfouten verhouden zich daar natuurlijk lastig mee. Dat betekent dat we als docenten ook altijd scherp zijn op de schrijfvaardigheid van onze studenten. Als het gaat om de inhoud dan zou ik denk ik artikel 6:105 BW aanpassen. Periodieke betaling van voortdurende letselschade mag wat mij betreft uitgangspunt zijn in plaats van uitzondering. Hier mag dan wel van worden afgeweken, als daarvoor aanleiding bestaat. Het artikel is mij nu nog te neutraal, en mag wat mij betreft dus meer richting geven. In Duitsland hebben ze dat bijvoorbeeld wel gedaan, en in een aantal andere rechtsstelsels ook, maar in Nederland lijkt men stug vast te houden aan het uitgangspunt dat schade moet worden vergoed in een som ineens. Je kunt je afvragen of dat in alle gevallen wel zo verstandig is als financiële voorziening om toekomstige inkomensschade en kosten te dekken. Ik zeg altijd maar zo: als ik mijn studiefinanciering meteen in de vorm van een som ineens had ontvangen, dan had ik daar waarschijnlijk hele andere dingen mee gedaan en was het geld ruim voor het einde van de studie op geweest…

  • Probus: U bent onlangs benoemd tot raadsheer-plaatsvervanger, hoe ervaart u deze nieuwe functie?

Hebly: Dit avontuur is kort geleden begonnen. Het is een eer en een mooie kans om te zien hoe de rechtspraak werkt. Ik vind het een goede aanvulling op mijn werk aan de universiteit. Ik heb namelijk weinig praktijkervaring, en dat is ook niet onmisbaar, maar het geeft je toch meer feeling met hoe het ‘in het echt gaat’ en een inkijk in wat er zoal speelt. Uiteindelijk komen veel van onze studenten natuurlijk vroeg of laat in de rechtszaal te werken. Het werk als plaatsvervanger geeft ook een kijkje in de keuken van hoe bijvoorbeeld een arrest tot stand komt, en dan ga je zo’n tekst dus ook weer met andere ogen lezen. Je kunt je bijvoorbeeld iets beter inleven in hoe een feitenrechter tot een oordeel komt en hoe belangrijk het daarvoor is wat partijen aandragen.

  • Probus: Als u één dag een ander beroep zou mogen uitoefenen, wat zou dat dan zijn? En waarom?

Hebly: Als ik moet kiezen buiten het juridische domein om, dan kies ik voor leraar Nederlands. Ik wilde dat eerst worden toen ik een beroepskeuze op het vwo moest invullen. De helft van de tijd voel ik mij ook een beetje een leraar Nederlands, want recht is vooral taal. Persoonlijk vind ik het ook mooi om iemand te helpen met begrijpend lezen en het onder woorden brengen van zijn of haar zienswijze. Dit is niet alleen belangrijk in het juridische werk, maar in elke tak van sport. Als je taalbeheersing op orde is en je kunt je gedachten goed verwoorden, dan ben je op heel veel manieren inzetbaar en kun je ver komen. Er valt op het vlak van taalbeheersing nog een wereld te winnen, denk ik. Het is dus niet verrassend dat Nederlands mijn leukste vak op de middelbare school was.

  • Probus: Heeft u tot slot nog tips voor studenten die dit jaar hun studie gaan afronden?

Hebly: Neem het ervan. Jullie hebben pittige jaren gehad. Van lockdown tot stress en hard werken. Neem je tijd om rustig een weg te vinden. Je hoeft niet gelijk nu het leven uit te vinden of gelijk je ideale baan te vinden. Wees flexibel en kijk wat er op je pad komt. Heb vooral geen haast!

Marnix Hebly

Associate professor Erasmus School of Law Civil Law